1 januari 1970

Aan cliënt zijn bij de inschrijving toegezegd: 6 voorstellen.
De cliënt verwachtte 6 voorstellen in 12 maanden.
Tijdens een periode van 19 maanden zijn 3 geaccepteerde voorstellen gedaan.


De cliënt is van mening dat sprake is van wanprestatie van de zijde van de ondernemer en vraagt 100% van het inschrijfgeld terug. De cliënt heeft een contract ondertekend waarin 6 voorstellen zijn toegezegd; betaling in 12 maandelijkse termijnen. Na zes maanden is, na een wijziging van consulent, een tweede contract ondertekend waarin niet een aantal voorstellen is vermeld of aangekruist.

De cliënt verwijt de ondernemer o.a. het ongeldig verklaren van het eerste contract en een verkeerde inschatting bij de inschrijving.

De ondernemer stelt dat zowel in het oude als het nieuwe contract nooit sprake is geweest van een termijn waarbinnen de voorstellen gedaan moeten worden. Bij de ondertekening van het tweede contract is mondeling afgesproken dat de voorwaarden van het eerste contract worden overgenomen: dus de oorspronkelijke prijs en 6 voorstellen. Er zijn meerdere voorstellen gedaan en drie daarvan zijn door de cliënt geaccepteerd; de ondernemer stelt hiermee aan de verplichtingen te hebben voldaan. De ondernemer bestrijdt een verkeerde inschatting, want op voorhand is niet aan te geven of er een geschikte kandidaat ingeschreven staat of komt te staan.

De commissie bevreemdt het dat de cliënt na zes maanden een nieuw contract heeft moeten ondertekenen dat afwijkt van het eerste contract. Volgens de commissie had  cliënt mogen uitgaan van 6 voorstellen in 12 maanden.

De commissie is van oordeel dat de ondernemer onjuist heeft gehandeld door cliënt een nieuw contract te laten ondertekenen vanwege wijziging van de consulent. Ook hiermee is onnodig onduidelijkheid ontstaan over aantal voorstellen en termijnen. Aan de andere kant is de commissie van mening dat cliënt ook een eigen verantwoordelijkheid heeft. De commissie stelt vast dat cliënt naderhand is teruggekomen op kennelijke aanpassing van het opleidingscriterium.


De commissie verklaart de klacht van cliënt deels gegrond. Met name gelet op het niet voorafgaand ter goedkeuring voorleggen van het profiel aan cliënt en het verzuim om voor ondertekening van het contract aan cliënt een indicatie te geven van de slagingskans en het aantal kwalitatieve voorstellen, zal ondernemer gedeeltelijk de bemiddelingskosten en kosten van inschrijfgeld voor zijn rekening moeten nemen. Mede gelet op de eigen verantwoordelijkheid van cliënt besluit de commissie dat het redelijk is dat ondernemer 40% van de kosten vergoedt aan cliënt. De commissie besluit dat ondernemer aan cliënt verschuldigd is €340 (40% van de hoofdsom van €850), vermeerdert met de wettelijke rente: totaal €350,28.

Start typing and press Enter to search