1 januari 1970
De cliënt verwijt de ondernemer overschrijding van beleefdheidsgrenzen, schending van de privacy, geen rekening houden met voorkeurswensen en in strijd handelen met de artikelen 5 t/m 8 van het BER reglement.
De cliënt stelt dat de ondernemer in een periode van 13 maanden 4 voorstellen zal doen. Het eerste voorstel wordt door de cliënt afgewezen: het voldoet niet aan de overeengekomen criteria. De telefoongesprekken hierover zijn geëscaleerd en de cliënt heeft hierdoor geen vertrouwen meer in de ondernemer. De ondernemer is bereid alsnog 4 voorstellen te doen, maar cliënt wenst ontbinding van de overeenkomst en retournering van de betaalde 880 euro. De ondernemer wil de bemiddeling voortzetten of is bereid de cliënt 50% van het betaalde bedrag terug te betalen. De cliënt dient een klacht bij de ondernemer in en eist 100% terugbetaling. De ondernemer blijft bij 50% (440 euro). De cliënt gaat terug naar 75% restitutie (660 euro); de ondernemer wijst dit af.
De ondernemer stelt dat in de voorwaarden van de overeenkomst is verwoord dat bij annulering van de overeenkomst de lidmaatschapskosten en de inschrijfkosten verschuldigd blijven. Het aangereikte voorstel valt naar de mening van de ondernemer binnen de overeengekomen selectiecriteria. De verstoorde onderlinge verhoudingen zijn niet aan de ondernemer te wijten. Uit coulance is de ondernemer bereid het contract te beëindigen en 50% van het bedrag te restitueren.
De commissie stelt dat niet onomstotelijk is vast komen te staan dat de ondernemer de beleefdheidsgrenzen dermate heeft overschreden dat de opzegging aan ondernemer te wijten is. Ook zijn de regels omtrent privacybescherming niet geschonden. Het bezwaar van de cliënt dat er geen rekening is gehouden met de voorkeurswensen faalt, zeker nu de ondernemer heeft aangegeven dat er nog 4 voorstellen resteren en dus het eerste aangereikte voorstel geen nadelige financiële gevolgen heeft voor de cliënt. De cliënt heeft naar de mening van de geschillencommissie niet kunnen aantonen dat er enige strijdigheid is met één of meerdere concrete bepalingen in de artikelen 5 t/m 8 van de Algemene Voorwaarden.
De commissie is voorts van mening dat er weliswaar een profiel is opgesteld maar dat de ondernemer dit ten onrechte niet voorafgaand ter goedkeuring heeft voorgelegd aan de cliënt. De ondernemer heeft op deze wijze zelf het risico genomen dat naar de mening van de cliënt het aangereikte voorstel niet overeenkomstig het profiel was.
De commissie verklaart de klacht van de cliënt ongegrond en wijst de vordering van de cliënt af met dien verstande dat overeenkomstig art. 13 van de Algemene Voorwaarden een deel van het bemiddelingsloon naar evenredigheid gerestitueerd moet worden. De totale inschrijvingskosten alsmede twee-dertiende deel van de bemiddelingskosten, totaal 310 euro, hoeven in alle redelijkheid niet door de ondernemer gerestitueerd te worden. Met name gelet op het niet voorafgaand ter goedkeuring voorleggen van het profiel aan de cliënt zal de ondernemer de kosten van het klachtengeld van de zijde van de cliënt voor zijn rekening moeten nemen. De door de ondernemer verschuldigde hoofdsom bedraagt 880 minus 310 = 570 euro + 50 euro klachtengeld = 620 euro. De ondernemer dient te betalen aan de cliënt de hoofdsom van 620 euro vermeerdert met de wettelijke rente: totaal 642,57 euro.